8/2/2025 -Bewijs voor werkzaamheid ADHD medicatie bij volwassenen is beperkt

Terwijl het gebruik van ADHD-medicatie bij volwassenen toeneemt, is voor die behandeling nauwelijks wetenschappelijke onderbouwing. Dat schrijft het Geneesmiddelenbulletin (Ge-Bu) in een recent uitgebracht standpunt.‘Gerandomiseerde onderzoeken naar de werkzaamheid en bijwerkingen van deze geneesmiddelen zijn veelal van lage kwaliteit’, stelt het Ge-Bu. Voor de behandeling van ADHD bij volwassenen zijn de psychostimulantia methylfenidaat en lisdexamfetamine, en het middel atomoxetine geregistreerd. Deze registratie is voor volwassenen met een diagnose ADHD, die al in de kindertijd bekend ADHD hadden. Offlabel wordt ook dexamfetamine en bupropion voorgeschreven. In de richtlijn ADHD bij volwassenen van de psychiatrievereniging NVvP uit 2015 zijn methylfenidaat en dexamfetamine de middelen van eerste keuze, en is atomoxetine tweede keuze. Maar, stelt het Ge-BU, uit meta-analyses van gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoeken naar deze middelen blijkt dat er ‘weliswaar een statistisch significante verbetering van de ADHD-klachten werd gevonden, maar dat de klinische relevantie van deze verbetering niet duidelijk is.’ Daarnaast zijn er nauwelijks onderzoeken die de effecten van deze medicatie met elkaar vergelijken.

Uit de cijfers van Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) blijkt dat het gebruik van ADHD-medicatie al jaren stijgt. Zo nam het totaalaantal gebruikers van alle ADHD-medicatie in 2021 toe, van 261 duizend naar 282 duizend in 2022, waarvan het meest bij volwassenen. En in 2023 constateerde SFK een toename van 8 procent aan gebruikers van ADHD-medicatie.

Het Ge-Bu heeft ook gekeken naar wat er bekend is over de bijwerkingen. Ge-Bu constateert dat uit een in 2024 gepubliceerd observationeel onderzoek blijkt dat bij methylfenidaat en lisdexamfetamine aanwijzingen zijn voor ‘een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen na drie jaar behandeling’. Ook vindt het Ge-Bu dat het ‘onderzoek naar de werkzaamheid en bijwerkingen waarbij gekeken wordt naar de verschillen tussen de geneesmiddelen onderling, en het verschil met gedragstherapie, ontbreekt’.

Bericht kopie uit Medisch Contact, 6-2-2025